
Taal verandert voortdurend, omdat de wereld eromheen verandert. In deze masterclass onderzoeken we aan de hand van verschillende talen hoe taal van generatie op generatie van vorm verandert en hoe woorden van betekenis veranderen.
In het eerste deel kijken we naar taalverandering. Wat 2000 jaar geleden één taal was, kan één taal blijven, maar hij kan ook in 2, 3, 5, 10 of meer verschillende talen opsplitsen. Hoe kan dat? Waarom zijn talen zo verschillend, maar lijken andere zo sterk op elkaar?
Dit onderzoeken we aan de hand van twee thema’s:
1. Hoe neem jij taalverandering waar in je eigen leven (op basis van Nederlands en Engels);
2. Hoe verschillend kunnen talen zijn? (we kijken vooral naar het Iers, Welsh en Latijn maar ook naar andere oude en moderne talen).
In het tweede deel onderzoeken we betekenisverandering. Omdat de wereld waarin woorden gebruikt worden verandert, kunnen ze binnen één en dezelfde taal nieuwe betekenissen krijgen. Na de val van het Romeinse Rijk bleef het Latijn als taal in gebruik en handhaafde oude woorden. Maar deze kregen nieuwe betekenissen vanwege politieke en culturele veranderingen. Zo was ‘burger’ in de Romeinse wereld vooral een term die onderscheid maakte tussen mensen met en zonder juridische en politieke voorrechten en plichten. In de middeleeuwse wereld wordt dezelfde term gebruikt om onderscheid te maken tussen mensen met verschillende religieuze achtergronden, en krijgt iemand die bij de kerk hoort andere voorrechten dan iemand die daarbuiten valt.